Laurentius Pluymers III werd op 14 juli 1776 in Neerlinter geboren als oudste zoon van Laurentius Pluymers II en Catharina Coenen. Hij overleed er op 30 juli 1863, 87 jaar oud.
Laurentius was voorbestemd om het familiale boerenbedrijf voort te zetten.
Rond 1794/5 moet oom Joannes overleden zijn. Het leidt geen twijfel dat zijn neef Laurentius diens bezittingen erfde om het landbouwbedrijf voort te zetten, maar we hebben daaran geen documenten teruggevonden.
We weten wél dat zijn tante Anna Gertrudis hem in 1795 bij testament tot erfgenaam maakte van haar goederen die ze tijdens haar leven had verworven; te weten: de helft van een huis met schuur, stallen en bijgebouw in Neerlinter, alsook één sille grond in dezelfde gemeente. In ruil daarvoor diende Laurentius jaarlijks twee missen te laten lezen, tot laeffenisse van den siele van de testatrice ende haeren broeder Jan Pluijmers.
Ook vermaakte Anna Gertrudis al haar erfgoederen in Neerlinter en Helenbos aan haar neven Laurentius en Egidius. Er was echter één belangrijke voorwaarde: als Laurentius niet de helft van de goederen van haar zuster Maria zou erven, dan zou ze Egidius onterven, en zou Laurentius haar enige erfgenaam worden. Dit illustreert mooi hoe droge juridische documenten ons toch iets kunnen leren over de affectieve relaties binnen families. Blijkbaar hadden beide tantes elk hun lievelingsneefje.
Verder vermaakte ze al haar roerende goederen aan Laurentius, te weten: perden, koijen, verckens, waegen, ploeghe, egge, pachtersgetuygh. Voor wat hoort wat: 'Laurijs Pluymers sal aen de testatrice sijne leven geduere moeten geven cost, dranck ende cleederen, in sieckten by te staen, te betaelen doctor ende appotecker ende oock chirurgijn ende begraeffenisse'.
Twee maanden na de opstelling van haar testament was de gezondheid van Anna Gertrudis slechter geworden. Ze was sieck te bedde liggende, ze was al 72 jaar en kon niet meer op het land werken. Daarom verhuurde ze op op 19 mei 1795 aan haar neef Laurentius al haar erf- en pachtgoederen in Neerlinter en Helenbos, met de vruchten die erop stonden. De jaarlijkse huurprijs bedroeg 16 gulden per ha. De pachtsom diende betaald te worden op St.-Maarten en St.-Andries.
Met zulke perspectieven in het vooruitzicht kon Laurentius aan een huwelijk denken. Op 3 februari 1795 huwde hij op 18-jarige leefijd met Elisabeth van Olst. Zij was de dochter van Renier van Olst en Anna Maria Vreven uit Neerlinter. Elisabeth overleed op 21 oktober 1826 in Neerlinter.
Het is tekenend dat het jonge gezin Pluymers niet in de volksteling van Neerlinter in 1796 wordt vermeld. Dit doet ons vermoeden dat ze voor de Fransen gevlucht waren of ondergedoken leefden, uit angst voor de conscriptie. Laurentius komt voor in de conscriptielijst van 1799, in de 5de klasse. Maar omdat hij wettelijk getrouwd was, werd hij vrijgesteld van legerdienst.
Laurentius en Elisabeth kregen volgende kinderen, allen geboren in Neerlinter:
Laurentius verwierf zoals gezegd een groot deel van de bezitittingen van zijn 'suikeroom' Joannes en zijn 'suikertantes' Anna Gertrudis en Maria (?). Op die manier werd hij een relatief welgestelde landbouwer in Neerlinter. De opbrengsten van zijn onroerende goederen werden in 1823 geraamd op 75 gulden, waarvoor hij 19 gulden grondbelasting betaalde. De huurwaarde van zijn woning werd geschat op 40 gulden, daarnaast werd hij belast op 4 deuren en vensters, alsook op 2 haardsteden, en de inboedel ter waarde van 200 gulden. In totaal betaalde hij 9,62 gulden personele belasting.
Op 12 maart 1830 gingen Laurentius en zijn broer Egidius over tot de verdeling van de nalatenschap van hun vader Laurentius, overleden in 1780. Laurentius kreeg daarbij zeker deel van een huis, bestaande in een keuken, kamer, stal, winkel van de schuur en block,.. gestaen en gelegen op den Derden Dries onder Neerlinter, regenoten het Schollestraatje (en) den gezeiden Dries.
Voorts kreeg Laurentius bij de verdeling 49 are weide in Neerlinter in het Klein Brouck. Langs die weide moest hij aan zijn broer ten allen tijde 'lieber uit en ingank ... met wagels, karre en beesten' geven.
Tenslotte leren we dat hun moeder Maria Catharina Coenen in 1830 nog leefde. Zij bleef het vruchtgebruik hebben over de verdeelde goederen; pas na haar dood zouden Laurentius en Egidius over de volle eigendom ervan beschikken.
Zowel Laurentius als Egidius konden de notarisakte ondertekenen.
Volgens het Bulletin des propriétaires uit 1833 was Laurentius eigenaar van 5,19 ha grond in Neerlinter. Daarnaast huurde hij ca. 4 ha grond, te weten 1,02 ha land van een pottenbakker uit Tienen, 1,59 ha en 1,31 ha twee eigenaars uit Tienen, en 52 aren van een rentenier uit Brussel. Zijn landbouwexploitatie bedoeg dus meer dan 9 ha, wat men een middelgroot landbouwbedrijf kan noemen. Zijn grond was meer dan voldoende om voltijds van de landbouw te leven en om zijn gezin te onderhouden.
Interessant is dat wij voor de allereerste keer een voluit geschreven zin lezen van onze voorouder, daar waar waar wij vroeger enkel een handtekening of een kruisje terugvonden: Ik stemme toe int classement hier boven omschreven. L. Pluymers.
Volgens de kadastrale legger van Neerlinter uit 1845 bezat Laurentius 14 percelen grond in Neerlinter, met een oppervlakte van 6 ha. Daaronder 2,19 ha weiden en hooiland. Zijn eigendom bleef tussen 1845 en 1861 rond de 6 ha schommelen. In 1860 werd hij in de Almanach du Commerce et de l' Industrie vermeld als 'fermier' in Neerlinter.
In 1857 brandde zijn huis in Neerlinter af. In 1860 werd een nieuw huis gebouwd. Dit nieuwe huis is te zien op de kadastrale kaart van Popp van Neerlinter. Het bestaat uit vier gebouwen rond een binnenkoer. Laurentius had een gemeenschappelijke tuin met zijn zoon Victor. Daarnaast nog 11 percelen grond in Neerlinter, met een oppervlakte van 6,18 ha. Op de kadastrale kaart van Popp valt duidelijk te zien hoezeer die percelen verspreid waren over de drieswijken van Neerlinter.
Laurentius werd heel oud: hij was 87 jaar toen hij in 1863 overleed. Hij had vier politieke regimes overleefd: het Oostenrijkse, het Franse, het Nederlandse en het Belgische. Hij was getuige van gigantische maatschappelijke veranderingen. Zijn nalatenschap bestond uit 10 percelen akkers en weiden in Neerlinter en Helenbos, met een oppervlakte van 4,18 ha en een geraamde waarde van 10.583 fr. De erfenis werd verdeeld onder zijn kinderen Catherine, Caroline, Gertrude, Auguste, Renier en Victor.
Egidius werd op 1 april 1779 in Neerlinter geboren, als tweede zoon van Laurentius Pluymers en Catharina Coenen. Hij was de jongere broer van Laurentius. Hij overleed op 15 oktober 1867 in Neerlinter, 88 jaar oud.
Egidius trouwde, 30 jaar oud, op 3 augustus 1809 in Neerlinter met Maria Catharina Pulinckx. Zij was een dochter van Joannes Baptiste Pulinckx en Maria Theresia Elisabeth Pulinckx. Maria Catharina is overleden op 28 juli 1827 in Neerlinter.
Egidius en Maria Catharina kregen volgende kinderen:
Zoals gezegd was het zijn oudere broer Laurentius die het familiale boerenbedrijf verderzette. Egidius bezat dan ook heel wat minder grond dan Laurentius. Zijn kadastraal inkomen werd in 1823 geraamd op 31 gulden, tegenover 75 gulden voor zijn broer Laurentius. . Hij werd belast op zijn woning met een huurwaarde van 30 gulden, op 4 deuren en vensters, 2 haardsteden en de inboedel ter waarde van 150 gulden; daarvoor betaalde bij 8,32 gulden personele belasting.
Egidius bezat blijkbaar niet voldoende grond om alleen van de landbouw te leven. Daarom baatte hij in bijberoep een winkel en bakkerij uit (boutiquier, boulanger), zoals blijkt uit de cohieren van de patenbelasting uit 1821.
Hij stak zich daarbij diep in de schulden bij zijn schoonmoeder Barbara Pulinckx uit Geetbets, zoals blijkt uit een vonnis van het vredegerecht van Zoutleeuw uit 1825. Het echtpaar Pluymers-Pulinckx verklaarde daarbij een som van 159 gulden schuldig te zijn aan de schoonmoeder. Daaronder een schuld uit 1816 om de aankoop van een schuur te betalen, een schuld uit hetzelfde jaar voor de aankoop van specerijwaren, alsook de achterstallige huur van de jaren 1815-1819 voor een weide van 79 aren in Neerlinter, naast de watermolen Verheijden.
Het echtpaar beloofde voor de vrederechter hun schuld in schijven af te lossen: 25 gulden binnen de maand, en de resterende 134 gulden binnen het jaar. Egidius was verplicht verschillende stukken grond te gelde maken. Zo verkocht hij in 1825 32 are grond in Neerlinter, en in 1828 52 are in Helenbos. Die beide verkopen samen leverden hem een bedrag van ca. 420 gulden op, ruimschoots voldoende om zijn schuld af te betalen. Het was ook definitief gedaan met het winkeltje en bakkerijtje van Egidius, want hij wordt niet meer vermeld in de patentlijsten.
In 1827 overleed zijn vrouw Maria Catharina Pulinckx. Egidius werd voogd over zijn zes minderjarige kinderen. Bijzonder interessant is de inventaris na overlijden. Naast enige onroerende goederen waren er ook een koijebeest, een ledekant met bedde, 2 tafels, 6 stoelen, een staande horologie, en eenige andere klijne meubels.
Bij de verdeling van de nalatenschap van wijlen zijn vader in 1830, kreeg Egidius 38 aren land in Helenbos en 30 are land in Budingen toegewezen.
Blijkens het Bulletin des propriétaires uit 1833 was Egidius eigenaar van 1,35 ha grond in Neerlinter. Zijn onroerende eigendom bleef min of weer ongewijzigd tot zijn overlijden in 1867. Hij werd net zoals zijn broer heel oud, m.n. 88 jaar.
Renier werd op 1 mei 1796 geboren in Neerlinter, als oudste zoon van Laurentius Pluymers en Elisabeth van Olst. Hij overleed in Tienen op 9 augustus 1873.
Hij was al 46 jaar toen hij op 22 juni 1842 in Tienen huwde met de 43-jarige Barbara Wijmans. Zij was winkelmeisje in Tienen, maar afkomstig uit Neerlinter (° 27 januari 1799). Haar ouders waren de landbouwers Henri Wijmans en Anne Catherine Tits. Vermits de registers van de Burgerlijke Stand in Neerlinter tijdens de Boerenkrijg niet werden bijgehouden, kon Barbara Wijmans haar wettlijk verplichte geboorteakte niet voorleggen. Daarom moest ze zich tot de Vrederechter van Zoutleeuw richten, om een akte van bekendheid te bekomen.
Renier en Barbara konden de huwelijksakte ondertekenen. Ze huwden met gemeenschap van goederen, willende een blijk van de agt en genegenhijd dat zij tot malkander voegden, hebben bij deze gemaekt een gift inter vivos. Zo staat te lezen in hun huwelijkscontract uit 1842 bij notaris Janssens in Tienen.
Het echtpaar ging inwonen bij de 14 jaar oudere zus van Barbara, Gertrudis Wijmans, en haar man Guillaume van Swijgenhoven, winkeliers in Tienen. Beiden waren afkomstig uit Neerlinter en woonden op de hoek van de Kroon- en de O.-L.-V. Broederstraat in Tienen, in een huis dat al in 1482 den blauwen hont genoemd werd. Later kreeg Renier de eigendom van dit pand, terwijl Guillaume het vruchtgebruik ervan behield.
Renier en Barbara kregen slechts één zoon. Barbara was immers al 45 jaar toen ze van Joseph beviel:
Renier was in de eerste helft van zijn leven landbouwer in Neerlinter. Waarschijnlijk werkte hij op het landbouwbedrijf van zijn vader. Misschien baatte hij er ook de winkel van de schuur uit, die in de verdelingsakte uit 1830 vernoemd wordt.
Na zijn huwelijk vestigde hij zich in Tienen in het huis van het bejaarde winkelierskoppel Van Swijgenhoven-Wijmans. In 1865 overleden beiden en Renier werd eigenaar van het pand. Hij was een tijdje gemeente-ontvanger in Tienen , maar daarna verdiende hij zijn brood als winkelier. Hij wordt in 1870 vermeld als kruidenier in Tienen in de Almanach du Commerce et d'Industrie. Daar lezen we ook dat hij kiesgerechtigd was voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hij betaalde dus voldoende belastingen om te mogen stemmen. In het België van het cijnskiesrecht was slechts een kleine minderheid kiesgerechtigd.
Hoewel hij handelaar in Tienen was, behield Renier zijn agrarische wortels. Vanaf 1848 begon hij gronden te kopen in Neerlinter, waarschijnlijk als belegging, om die te verhuren. In 1863 bezat hij in eigen naam 3,5 ha grond in Neerlinter. Daarnaast bezat hij in eigen naam of samen met zijn vrouw, ettelijke kadastrale titels in de omliggende gemeenten Helenbos, Wommersom, Budingen en Bunsbeek. In 1863 erfde hij ook nog gronden van zijn overleden vader.
Reniers echtgenote, Barbara Wijmans, overleed op 24 juni 1861. Zijn enige zoon Joseph huwde in 1867 met Marie Adèle Grammet. Het jonge echtpaar woonde in bij de bejaarde Renier, in het huis 'den blauwe hont' op de hoek van de O.-L.-V.-Broederstraat; ze kregen daar verschillende kinderen.
Renier overleed er 77 jaar oud, op 9 augustus 1873. Hij moet ziek zijn geweest, want zijn overlijden werd aangegeven door een Cellebroeder, garde-malade du défunt.
Zijn kruidenierszaak in Tienen had hem geen windeieren opgeleverd: zijn nalatenschap bestond uit een huis met tuin in de O.-L.-V.-Vrouw Broederstraat in Tienen en 20 percelen grond met een oppervlakte van 7,5 ha in Neerlinter, Budingen, Bunsbeek, Helenbos en St.-Margriet-Houtem. De waarde van zijn nalatenschap werd geraamd op 26.358 fr. Joseph was de enige erfgenaam van zijn nalatenschap. Hij zette de kruidenierszaak van zijn vader verder.
Josef Pluymers is geboren op 18 maart 1844 in tienen, zoon van Renerius Pluymers en Maria Barbara Wijmans. Josef is overleden op 12 juni 1911 in Tienen, 67 jaar oud. Josef trouwde, 23 jaar oud, op 6 november 1867 met Marie Adele Grammet, 20 jaar oud. Marie Adele is geboren op 12 januari 1847 in Oplinter, dochter van Jean Grammet en Josephine Degreeff. Marie Adele is overleden op 3 augustus 1917 in Tienen, 70 jaar oud.
Adressen, beroepen, dienstmeisjes, inwonen op basis van BR Tienen
Kinderen van Josef en Marie Adele, geboren in Tienen:
Ga terug naar de 18de eeuw
Bart Pluymers©
Juli 2007
contact : bart.pluymers@telenet.be